Behandeling met immunosuppressiva
Het gebruik van immunosuppressieve medicatie (anders dan chemotherapie, zie hierboven) kan een negatief effect hebben op de vaccinatierespons. Echter is het in de uitvoering moeilijk aan te geven bij welke medicatie, en bij welke dosering, er precies sprake is van een minder goede vaccinrespons door gebruik van de immunosuppressiva. Vaccineren is wel veilig en het gebruik van immunosuppressieve medicatie (anders dan chemotherapie) is geen contra-indicatie voor vaccinatie met PCV20.
Bekijk: Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen | LCI richtlijnen (rivm.nl).
Het gebruik van corticosteroïden is geen contra-indicatie voor het toedienen van PCV20. Bij een kortdurende stootkuur met corticosteroïden (< 14 dagen) wordt geen effect op de vaccinatierespons verwacht. Bij hogere doseringen is het vaccin mogelijk minder effectief, maar bij doseringen tot 10 mg. prednison per dag wordt weinig tot geen effect verwacht op de vaccinatierespons.
Eerdere pneumokokkenvaccinatie
Indien een patiënt eerder een pneumokokkenvaccinatie heeft ontvangen, dan dient de volgende tussentijd aangehouden te worden:
Intervallen tussen eerder ontvangen pneumokokkenvaccinatie(s) en PCV20 binnen het NPPV
Eerder ontvangen vaccinatie | PCV20 geïndiceerd | Interval |
PPV23 | Ja | In principe 5 jaar na PPV23, maar er moet een interval van minimaal 1 jaar zijn.
Personen die vanwege een medische indicatie het schema: PCV13/15 + 5-jaarlijks PPV23 kregen, hoeven na toediening van PCV20 geen PPV23 meer te krijgen. |
PCV13 | Ja | Het minimale interval is 8 weken. |
PCV15 | Ja | Het minimale interval is 8 weken. |
PCV20 | Nee | Geen aanbeveling tot hervaccinatie |